De vele gezichten van verzekeringsgeneeskunde
Had iemand haar tien jaar geleden verteld dat ze nu de opleiding tot verzekeringsarts zou volgen, dan had ze het niet geloofd, begint eerstejaarsaios Nishi Adhin haar verhaal lachend. Al tijdens haar studie richtte ze haar pijlen namelijk op een specialisme binnen het ziekenhuis.
‘Ik wilde me zo breed mogelijk bezighouden met de geneeskunde, mensen zien met een medisch probleem en dat voor ze oplossen.’ Na haar studie begon ze daarom als anios bij de interne geneeskunde, waar ze een jaar werkte. Hoewel het haar vakinhoudelijk goed beviel, zat Nishi er niet op haar plek. ‘Ik maakte lange werkdagen, kwam laat thuis en was dan doodop. Ook had ik veel onregelmatige diensten, waardoor ik mijn man nauwelijks zag. De werk-privébalans was voor mij zoek, het paste gewoon niet bij me.’
Haar volgende stap was pathologie, besloot ze. ‘Dat specialisme is ook breed, maar als patholoog-anatoom zijn je werktijden steady. Dat sprak me aan, maar helaas was er op dat moment geen opleidingsplek.’ Omdat Nishi in de tussentijd wel wilde werken, kwam ze via een uitzendbureau bij Argonaut terecht. ‘Argonaut geeft sociaal-medisch advies aan gemeenten, zorgkantoren en centrale overheden. Er werken dus ook verzekeringsartsen. Eerlijk? Ik had nog nooit van die instelling gehoord. Sowieso linkte ik verzekeringsgeneeskunde altijd aan het UWV, en dacht ik dat je als verzekeringsarts vooral het werk van mensen beoordeelt. Natuurlijk is werken bij het UWV een mogelijkheid, maar je kunt dus ook bij een private instelling aan de slag. In eerste instantie was mijn gedachte: ik blijf een jaar, daarna solliciteer ik opnieuw bij de pathologie. Maar ik merkte al snel dat ik het werk ontzettend leuk vond. Zó leuk, dat ik besloot om verzekeringsarts te worden.’
Andere partijen
Nishi kwam er namelijk achter dat de verzekeringsgeneeskunde óók ontzettend breed is. ‘Een verzekeringsarts maakt de vertaalslag van ziekte of gebrek naar belastbaarheid en functioneren. Denk aan iemand met rugklachten die een uitkering aanvraagt, of iemand met een voorzieningsaanvraag, zoals een invalidenparkeerkaart, scootmobiel of leerlingenvervoer. Als verzekeringsarts beoordeel je of die persoon daarvoor in aanmerking komt en geef je vervolgens een medisch advies – in de meeste gevallen is dit aan de gemeente.’
Het betekent ook dat je als verzekeringsarts te maken krijgt met bepaalde wet- en regelgeving, zoals – afhankelijk van waar je werkt – de Ziektewet, de Participatiewet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Bij speciale voorzieningen komt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) om de hoek kijken. ‘Dat maakt het vak ontzettend gevarieerd. Bovendien werk je veel samen met andere partijen. Zo is er bij een Wmo-beoordeling vaak een indicatieadviseur betrokken. Waar de verzekeringsarts naar de belastbaarheid en de prognose kijkt, beoordeelt de indicatieadviseur wat de meest passende oplossing is. Iets wat medisch mogelijk is, kan in de praktijk immers alsnog onhaalbaar zijn. Denk dan aan een woning die technisch gezien niet geschikt blijkt voor een traplift. Zelf heb ik die kennis niet in huis, dus dat maakt de samenwerking met anderen zo belangrijk.’
Vertalen naar de praktijk
Medische problemen oplossen, dat is wat Nishi altijd al voor ogen had. Bij verzekeringsgeneeskunde zit ze dan ook helemaal op haar plek. ‘Mensen komen bij mij omdat ze een probleem hebben in hun functioneren. Dat is anders dan wanneer je bijvoorbeeld huisarts bent, dan doe je vooral onderzoek naar een bepaalde klacht. Als verzekeringsarts is het juist zaak om een probleem naar de praktijk te vertalen. Iemand heeft moeite met lopen, en of dat nou door een orthopedisch of cardiologisch probleem komt, het gaat erom dat diegene zich niet kan voortbewegen. Aan mij de uitdaging om te kijken hoe hij of zij tóch kan participeren in de samenleving. Natuurlijk is het wel belangrijk om een zekere basiskennis van de geneeskunde paraat te hebben, aangezien het hele medische spectrum voorbijkomt – je moet weten waar een probleem vandaan komt en wat de gevolgen kunnen zijn.’
‘Een verzekeringsarts maakt de vertaalslag van ziekte naar functioneren’
Empathisch vermogen
Goed kunnen communiceren, dat is misschien wel de belangrijkste vaardigheid in dit vakgebied, denkt Nishi. ‘Allereerst omdat cliënten best nerveus kunnen zijn tijdens een gesprek.
Ze komen voor een beoordeling en weten niet goed wat ze kunnen verwachten. Dat vraagt om empathisch vermogen. Tegelijkertijd kan de communicatie lastig zijn omdat cliënten soms al een bepaalde oplossing in hun hoofd hebben, die niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid. Dan claimt iemand een scootmobiel omdat diegene slecht ter been is, maar blijkt een driewielfiets een betere – en gezondere – oplossing. Voor sommige cliënten is dat een positieve eyeopener, bij andere leidt het tot onbegrip en onredelijkheid. Dat zijn niet altijd de leukste gesprekken, maar je moet ze wel kunnen
voeren.’
Kantooruren
De opleiding zelf duurt vier jaar en bestaat grotendeels uit werken in de praktijk, afgewisseld met onderwijs. ‘Ook volg je verschillende stages binnen én buiten je organisatie’, vertelt Nishi. ‘Zo liep ik tijdens mijn interne stage mee met een indicatieadviseur en een verpleegkundige. Ook staan er nog stages bij het UWV en de bedrijfsarts op het programma. Andersom, als je een UWV-aios bent, loop je stage bij een private instelling en bij het UWV zelf.’
Er zijn mogelijkheden om de opleiding parttime te volgen, iets wat Nishi zelf ook doet. ‘Ik ben weliswaar een jaar langer bezig, maar kan mijn werk – dat binnen kantooruren plaatsvindt – nu veel beter combineren met mijn privéleven.’ Lachend: ‘En ik zie mijn man weer wat vaker.’
Eén ding is zeker: wie het vak overweegt, is vrijwel verzekerd van een opleidingsplek. Door een tekort aan verzekeringsartsen is er veel vraag. Toch denkt Nishi dat het goed is om alsnog eerst wat werkervaring op te doen. ‘Het is geen vereiste, maar ik merk dat mijn kennis over interne geneeskunde ontzettend waardevol is tijdens het spreekuur. Ik heb meerdere collega’s met een andere achtergrond, zoals een revalidatiearts en gynaecoloog. Tijdens collegiaal overleg merk je dat er dan altijd wel een laatje met wat kennis opengaat. Ontzettend handig. Ook kunnen patiënten hun klachten nog weleens anders verwoorden dan je in de boeken tegenkomt – werkervaring zorgt ervoor dat je leert herkennen wat mensen bedoelen. Dat heb je toch minder als je rechtstreeks uit de schoolbanken komt.’
DE OPLEIDER
Linda Dekhuijzen is verzekeringsarts en opleider bij Argonaut.
Hoe zou je verzekeringsgeneeskunde omschrijven? ‘Het kenmerkende is dat je de diagnose van een cliënt vertaalt naar de zogeheten belastbaarheid. Een mooi voorbeeld is iemand met een hernia, die in het kader van de Participatiewet een uitkering aanvraagt bij de gemeente. De gemeente zal doorgaans een sollicitatieplicht opleggen, maar de situatie verandert als de betreffende persoon om medische redenen meent niet te kunnen werken – in dat geval wordt er een verzekeringsarts ingeschakeld. Wij kijken naar zaken als: kan iemand tillen, langere tijd staan of lopen? En wat zou iemand nog wél kunnen?’
‘Je moet overtuigingskracht hebben, maar ook lief zijn’
Welke competenties zijn van belang? ‘Vakinhoudelijke kennis, want als arts moet je je een beeld kunnen vormen – wat betekent een rughernia voor iemand, en is het behandelbaar? Ook communicatieve vaardigheden zijn belangrijk, vooral als de perceptie van een cliënt anders is dan jij objectief kunt vaststellen. Stel dat iemand met rugpijn niet meer uit bed komt, dan moet je dat allereerst kunnen verklaren vanuit het ziektebeeld. Natuurlijk bestaat die mogelijkheid, maar iemand kan ook angstig zijn geworden door de pijn en daarom bedlegerig zijn. Dan moet jij een cliënt ervan kunnen overtuigen dat beweging juist goed is. Dus communicatie, overtuigingskracht, maar ook: lief zijn en iemand zonder waardeoordeel tegemoet treden.’
Wat zijn belangrijke ingrediënten van een werkdag? ‘Je doet veel spreekuren en soms ook huisbezoeken. Tijdens zo’n consult bespreek je het ziektebeeld, maar doe je ook lichamelijk en psychisch onderzoek om te beoordelen wat iemand kan. Verder overleg je veel met onder meer arbeidsdeskundigen en indicatieadviseurs. Binnen onze organisatie hebben we ook nog onderwijsmomenten, zoals intervisiegroepen waar we wetenschappelijke artikelen lezen en moeilijke dossiers bespreken.’
Klopt het beeld dat studenten van dit vak hebben? ‘In mijn studententijd werd er maar weinig aandacht besteed aan verzekeringsgeneeskunde – ik ontdekte het specialisme zelf pas toen ik al twee jaar klinisch werkzaam was en een cursus volgde. Twintig jaar later is dat anders, coassistenten kennen het vak beter. Toch heerst nog steeds het beeld dat we vooral naar arbeid kijken – dat we het ziektebeeld naar het functioneren vertalen, is nieuw voor coassistenten. Ons vak mag dus nog wel wat bekender worden.’
Verzekeringsgeneeskunde in het kort
Verzekeringsgeneeskunde valt onder de sociale geneeskunde. De voltijdopleiding duurt vier jaar.
Het aantal opleidingsplekken per jaar verschilt, informeer hiervoor bij de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG).
In 2022 waren er 992 geregistreerde verzekeringsartsen in Nederland werkzaam.valt onder de sociale geneeskunde. De voltijdopleiding duurt vier jaar.
Dit artikel is eerder gepubliceerd op Arts in Spe.
Dit artikel delen?